Auteurs schrijven over hun reading bij Joost Brummelkamp. Deel VI: Merel Roze.

Joost moet een groot vertrouwen in de mens hebben. Met gesloten ogen zit hij tegenover me. Ik kijk hem aan. Een verdieping beneden me zit Charlotte. In zijn huis. Wie weet wat zij beneden allemaal uitspookt. Ik zou nooit zomaar met gesloten ogen tegenover iemand gaan zitten die haar ogen zelf niet gesloten heeft. Ik kan hem namelijk de hele tijd ongegeneerd aanstaren. Zelf zou ik altijd stiekem tussen mijn wimpers door proberen te kijken of die ander niet toevallig gekke bekken trekt. Of ik zou zo af en toe plotseling een oog opendoen. Als verrassingselement.

Joost niet. Joost zit met zijn beide voeten stevig op de grond, zijn handen op zijn bovenbenen, ontspannen met zijn ogen dicht. Onder zijn oogleden zie ik zijn ogen heen en weer gaan, alsof hij echt aan het lezen is. Want dat is waarom ik vanavond bij Joost ben. Hij gaat mij lezen. Niet mijn boek, maar mijn energie.

Alweer een tijdje geleden stuurde Joost me een mailtje, waarin hij me vroeg of hij me een reading cadeau mocht doen, in ruil voor een stukje op mijn weblog. WTF?, dacht ik, en ik gooide het mailtje weg.

‘Heb jij ook mail gekregen van Joost Brummelkamp?’, vroeg Charlotte een dag later.

‘Ja’, zei ik. ‘Vage boel, hè?’

‘Mjwah’, zei Charlotte, en in deze mjwah voelde ik dat ze bedoelde: ‘Ik zou stiekem heel erg graag gaan, maar niet alleen, ik dacht misschien kunnen we samen gaan, misschien is er wel iets heel spannends met onze energie, misschien hebben we dan wel contact met het hiernamaals, of het verleden, ook al vind jij het helemaal niets.’

Ik kan dan wel geen energie lezen, maar ik ben wel heel goed in het lezen van Charlottes mjwahs.

‘We gaan het doen!’, zei ik, ineens enthousiast. Zo ben ik dan ook wel weer.

Toch een beetje zenuwachtig stonden we een aantal weken later in het pikdonker bij Joost op de stoep. Op een van de foto’s op zijn site had Joost een beetje gladjes geleken, maar in het echt was hij zeer vriendelijk en helemaal niet gladjes.

En hier zit ik dan. Hij kijkt me met zijn gesloten ogen heel vrolijk aan. Ik ontspan, blijkbaar is er niet iets zodanig mis met mijn energie dat hij me de kamer uit wil zetten. Stiekem had ik daar toch een beetje op gehoopt, dat ik er zo eentje zou zijn. Zo eentje met een noodlot. Maar nu hij vrolijk kijkt, zucht ik toch opgelucht dat ik niet zo dramatisch ben.

We beginnen met een roosreading. Ik wil mijn haar al losgooien en mijn hoofdschilfers op tafel strooien, om, als ware het theezakjes of koffiedik, erin te gaan turen, maar het gaat om een ander soort roos en ik hoef helemaal niets te doen. Behalve af en toe mijn naam zeggen. Verder doet Joost alles. Hij begint te praten. Over mijn roos. Een warme, zachte roos ben ik. Dat staat me wel aan. Hij vertelt over mijn bloem, de stengel, de wortels, de zon en over een groen, klotsend waterbed. Ik zit nu ongeveer twintig minuten binnen en het gekke is dat ik hem volkomen begrijp. Ik ben Charlotte vergeten. Joost praat. Over wie ik ben. Hoe ik de dingen gewoon ben te doen. Wat ik graag zou willen veranderen. Hij vraagt niet of het klopt wat hij zegt, hij praat gewoon door. Ik luister met rode oortjes, want ik herken heel erg veel. En steeds probeer ik mezelf erbij te houden, probeer ik mezelf voor te houden dat wat hij doet, niet wetenschappelijk bewezen is. Om vervolgens lekker weg te zakken, terwijl ik naar zijn stem luister, ik hem dingen hoor zeggen die zo waar zijn. Ik voel mezelf letterlijk ontspannen, mijn ogen nog steeds open, afdalen naar een andere energie, ik heb zelfs de neiging om mijn ogen dicht te doen… Maar dan ben ik weer helemaal bij. Ik kan niet zomaar gaan zitten ontspannen hier!

‘Je bent altijd alert’, zegt Joost met zijn ogen nog steeds dicht. Ik zwijg. Hij giechelt een beetje. ‘Het was grappig. Je leek een beetje ontspannen in je lichaam te zakken, maar je blijft toch waakzaam. Hop, daar was je weer.’

Op mijn hoede probeer ik te achterhalen welke truc hij toepast. Maar waarom zou ik eigenlijk? Ik ben hier niet om raadsels op te lossen. Ik mag hem wel, deze Joost. Hij lacht veel en praat in leuke metaforen. Ik heb het idee dat mijn energie er best mag zijn.

Na anderhalf uur zijn we klaar. Ik ben doodop, maar heel voldaan. Ik ga naar beneden en zeg tegen Charlotte dat het geen pijn doet. Zij kijkt me angstig aan. Terwijl zij naar boven gaat, lees ik een boek op de bank.

Het is nu enkele weken later. Het is opvallend hoe vaak de dingen die hij met me deelde weer bij me opkomen. Bij een terloopse handeling, bij een strubbeling of bij een onzeker moment komen daar de woorden van Joost. Ik zie de metafoor voor me die hij gebruikte. En het leuke is, dat ik dan vooral om mezelf moet lachen.

Door Merel Roze, schrijver.